vrijdag 13 november 2015

Familie van filosofen van deze tijd

Wie wil kennismaken met filosofie kan natuurlijk de filosofie in duiken. Of ontdekken dat hij er altijd al in zat. Maar na Hegel beseffen we steeds meer dat de filosofie aan scherven ligt. Daarom is het raar dat de voorkant van het boek Filosofen van deze tijd wordt opgesierd door de uil, het beroemde symbool van de filosofie die post festum haar vleugels uitspreidt. Of moeten we dat juist opvatten als het wegvliegen van de uil?

Hoe dan ook, ook dan kun je je afvragen wat er overblijft, na het feest, na Hegel, na de geschiedenis. En, zeker in verband met Hegel niet onbelangrijk: welke vorm dringt zich dan op om van dit restant nog verslag te doen?

Maarten Doorman en Heleen Pott spreken in hun inleiding duidelijke taal:
Het is onmogelijk om in deze tijd nog de filosofische rekening op te maken. Filosofen laten zich niet meer overzichtelijk indelen in een afgemeten aantal stromingen of trends. Dat is de reden dat we in het vervolg van dit boek de filosofie bespreken aan de hand van zevenentwintig onafhankelijke monografieën. (p.19-20)
Onafhankelijk, dat klinkt wel erg stoer zeg. Wat of wie is er nu onafhankelijk, de filosofen die worden besproken of de monografieën? Of Hegeliaans gezegd: hoe hangen vorm en inhoud samen, hoe getuigen de onafhankelijke monografieën van de onafhankelijkheid der filosofen, met name van stromingen en trends, onafhankelijk van het Grote Overzicht, gesymboliseerd door de uil van Minerva?

Ziedaar de voorwaar niet eenvoudige opgave die de redacteuren zich hebben gesteld. Misschien kan zo'n opgave alleen maar mislukken. Het model voor de terugleiding van de onafhankelijkheid naar de verbanden is vroeg of laat altijd de familie. Ook in dit geval is dat zo, en wel nog in dezelfde alinea:
En al zijn er dan geen gemeenschappelijke kenmerken meer te noemen, op grond waarvan de beschreven filosofen zich laten indelen bij een bepaalde groep, een stroming of een trend, er zijn toch minstens een paar 'familiegelijkenissen' (Wittgenstein) te melden. (20)
Het is illustratief dat precies Wittgenstein wordt verkozen tot een soort vader van de familie, of beter gezegd van een soort Aufhebung van de familie in de geest van Hegel. Wittgenstein had een nogal dominante, steenrijke vader, en de verhalen over de banden met zijn broers en zussen zijn spectaculair. Suicide, het krijgen van de hele erfenis en die later weer weggeven, je kunt smullen van deze verhalen, ze zeggen iets over deze familie. Maar zeggen ze ook iets over de familie, wat een familie is en kan zijn, altijd en overal?

Maar goed, waar de auteurs met hun 'familiegelijkenissen' op doelen is de benadering van Wittgenstein in zijn eigen erfenis, de posthuum verschenen Philosophical Investigations. Daarin legt de filosoof uit dat we de taal niet moeten opvatten als een geheel, maar als een verzameling games, spelletjes met veelal impliciete regels. Wittgenstein:
(66) We zien een gecompliceerd web van gelijkenissen, die elkaar overlappen en kruisen. Gelijkenissen in het groot en in het klein.
(67) Ik kan deze gelijkenissen niet beter karakteriseren dan met het woord 'familiegelijkenissen'; want zo overlappen en kruisen de verschillende gelijkenissen tussen de leden van een familie elkaar: bouw, gelaatstrekken, kleur van de ogen, manier van lopen, temperament, etc. etc. - En ik zal zeggen: de 'spelen' vormen een familie.
Hebben we het over de filosofie en de filosofen, dan hebben deze ons eigenlijk altijd misleid, aldus Wittgenstein. Ze vragen bijvoorbeeld wat tijd 'eigenlijk' is, en scheppen daarmee een onnodig en uitzichtsloos probleem. We zitten als vliegen gevangen in het glas. Wittgensteins eigen filosofische arbeid was een vorm van therapie, een poging de vlieg te bevrijden uit het glas. Daarna kon die vlieg misschien zelfs ontdekken dat er geen glas was.

Dat deed Wittgenstein niet door verklaringen te bieden, maar door een helder overzicht op te stellen. De metafysische argumenten moeten weer worden teruggebracht naar de praktijk van alledag. Daar hoeven we echt niet te weten wat tijd eigenlijk is, we willen gewoon weten hoe laat het is, of contact leggen met een ander via de vraag hoe laat het is.

Een helder overzicht dus. Waarom zou je dat kunnen verkrijgen in de vorm van monografieën? Dat is zeker niet des Wittgensteins, bij hem weet je zelfs vaak niet wie er nu aan het woord is, hijzelf of zijn tegenstanders. De bedoeling is namelijk dat je zelf gaat nadenken. Nadenken als bevrijding uit de filosofie.

Misschien zouden we in de geest van Wittgenstein moeten afzien van de monografie, wanneer gebleken is dat het bij elke filosoof niet om een monos gaat, maar om een pluraliteit van games en verwoorders. Maar dan nog rest de vraag: welke zin kan een monografie hebben vanuit deze Wittgensteiniaanse aanname? Hoe kunnen we de monografieën van Filosofen van deze tijd lezen vanuit de aanname dat het denken over taal in gang moet worden gezet, om de vlieg of de uil te laten wegvliegen?

Welnu, dat is heel goed mogelijk. Alle denkers van dit boek behoren tot de Hegeliaanse familie, de familie die wordt aufgehoben en zo zichzelf op een ander niveau redt. Ze zetten allen een denken over de taal in gang, en tussen deze acties kun je vele overeenkomsten en verschillen blijven ontdekken, 'familiegelijkenissen'.

Wat waarschijnlijk niet zal lukken, als je deze monografieën leest, is de bevrijding uit de filosofie. Net als Wittgenstein blijven we terugkeren naar Wenen, of 'Wenen', bijvoorbeeld om een huis te bouwen voor onze zus, en komen we na afbouw ineens tot de eis dat het plafond beter 3 cm hoger kan. Het is voor ons moeilijk voor te stellen in welk taalspel deze eis past, maar het is beslist niet onmogelijk dat het niet alleen iets verheldert over de familie Wittgenstein, maar ook over onszelf, of ons zelf, ons zo onafhankelijk geachte zelf.

Sloterdijk ziet in deze kleinschalige veeleisendheid iets wat je een familiegelijkenis met Nietzsche zou kunnen noemen. Als Wittgenstein 'gewoon' zegt, bedoelt hij eigenlijk 'buitengewoon',  een gewoonte die hij erfde van de Wiener Werkstätte van de Sezession, die deels door zijn vader gefinancierd was. Wittgenstein past dus perfect in de op Nietzsche geïnspireerde 'trainingstheorie' van Sloterdijk zelf, de Sloterdijk die in zijn volgende boek uitvoerig over vaders zal schrijven.

De monografieën zijn volgens deze gedachtelijn misschien wel vormoefeningen, pogingen elke filosoof in te passen in een sjabloon, en vervolgens te ontdekken dat dat sjabloon een paar centimeter hoger moet. Maar dat moet de lezer dan zelf maar weer zien.

donderdag 30 juli 2015

Signatura en persoon

Laat ik mijn intuïties zo rechtstreeks mogelijk noteren. Check en uitleg kunnen altijd nog later.

Bij Agamben las ik over 'signatura' vanuit Foucault en Paracelsus. Het is een begrip, of liever gezegd iets dat zich beter dan een begrip rekenschap kan geven van de verhouding tussen semiotiek en hermeneutiek, tussen de leer van de tekens en de leer van de interpretatie. Vanuit de semiotiek zul je altijd blijven zitten met het probleem hoe de onderlinge verhouding der tekens kan leiden tot deze bijzondere betekenis.

Je kunt uiteraard als kunstenaar je handtekening zetten rechts onder aan het schilderij. Maar ben je toevallig niet zo beroemd, dan is het maar al te aantrekkelijk om die handtekening te vervalsen. Daarom is het structureel mogelijk, zoals Derrida laat zien, dat je de handtekening losmaakt van het kunstwerk of de tekst, zonder dat die tekst zijn betekenis verliest.

Het lijkt dus een onzinnige onderneming van Agamben, om de signatura structureel immanent aan de tekst of het kunstwerk te verklaren. De signatura neemt aan de ene kant een structurele positie in, die noodzakelijk is tussen de betekenisstructuur en de betekenis. Aan de andere kant is er deze of gene instantie, ik wil niet zeggen een subject of persoon, die de structuur omzet in werkelijke betekenis.

Toch hebben we vaak genoeg meegemaakt dat de betekenisstructuur lang niet altijd wordt omgezet in eenzelfde betekenis, en dat aan de andere kant de betekenis lang niet altijd samenvalt met alle mogelijkheden en ambivalenties die formeel gesproken in de semiotische structuur besloten liggen.

Er moet dus zoiets als een equivalent van de persoonlijke stijl in het werk besloten liggen, die ervoor zorgt dat het werk nog betekenis heeft lang nadat die persoon zijn stempel op het werk heeft gezet, zonder dat die persoonlijke stempel door willekeurig wie op het werk is gezet. Ik denk bijvoorbeeld aan de 'image of the author' van Booth, maar dan zonder dat het beeld verwijst naar een auteur. Het beeld van een masker zonder werkelijk gezicht dringt zich op. Een masker dat zo werkelijk is dat we het werkelijke gezicht of de werkelijke persoon begrijpen naar het model van dat masker.

We weten dat we hier in zoiets als een vervolgverhaal terecht zijn gekomen. De volgende stap moet zijn om te bezien of de signatura iets te maken heeft met Phersu, de Etrurische held uit de onderwereld die bij lijkenspelen komt meespelen. Bij Derrida is dat geen probleem. De signature ontstaat uit de zorg van de schrijver voor zijn leven na de dood. Hij ondertekent zijn testament, de handtekening legt a priori de verbinding tussen de levende en gestorven persoon.

Bij Agamben zou je Phersu kunnen duiden als een signatura die vals speel speelt. Er is in elke tekst en elk ding een signatura immanent. Die brengt de betekenis teweeg door de tekens en de interpretatie te koppelen. Hij is de levenbrenger bij uitstek. Maar tussen de levenbrengers door speelt ineens Phersu mee. We dachten de handtekening al te hebben ontcijferd. Maar ze blijken te zijn geschaduwd en gespiegeld door Phersu. Er ontstaat een fluïde onzekerheidsmarge die de betekenis zelf instabiel maakt.

Zoiets, voorlopig. We komen erop terug.

vrijdag 3 juli 2015

Verdraaid man!

Een machine die echt alles wat je zegt verdraaid teruggeeft, die lijkt sinds kort te bestaan. Mijn dochter heeft zichzelf graag zo in het jaarboek gezet met een foto die hopelijk flink gefotoshopt is, want anders moet ik mijn zelfbeeld als genenleverancier gaan bijstellen. En daarvoor is het te warm en te vrijdagavond.

Maar we kunnen ook verder terug in de tijd, naar de telefoon, volgens Derrida toch al een spookachtig medium. Wanneer je op die manier in contact met de dood bent, hoe kan dan die stem zo'n machine zijn, de machine die al je uitspraken onthoudt en met omgedraaide voortekens terugkaatst? Dat kan alleen wanneer die stem heel veel liefde uitstraalt, heel erg veel liefde die niets anders wil dan je eraan herinneren dat het persoonlijke altijd via de machine, het monsterlijke en het ongekende zelf verloopt.

Het wordt erg lastig om nog die ander en mezelf te onderscheiden. We spelen rollen in een film, acteurs die verwijzen naar personen die weer verwijzen naar andere personen, optreden in het belang van andere personen en met tekst geschreven door andere personen.

Kortom, ik denk aan mijn Phersu, mijn goede Phersu, de verklede held uit de onderwereld die soms weer komt meespelen. In of na de film bleef ik als dood achter, even later opgeraapt door lieve mensen. Ja dank u, het gaat weer, dank u! wilde ik nog zeggen. Hierbij alsnog.




donderdag 26 februari 2015

De uil van middernacht

De uil wordt geassocieerd met de nacht, omdat het een nachtdier is. Toch gaat hij regelmatig joggers te lijf, vooral wanneer hij halfgedomesticeerd was, weer vrijgelaten en bij rennende mensen waarschijnlijk op zoek naar eten dat ze bij zich hebben. Er verschijnen verontrustende berichten hierover uit Zuidoost-Friesland en uit Purmerend. De oorzaak van die halfdomesticatie was het optreden van Hedwig in de Harry Potterboeken en -films. Hedwig was een bode met een brief. De agressieve uilen uit de krant schijnbaar niet, in elk geval hadden ze geen brief bij zich voorzover ik weet. Er moet dus enig denk- en speculatiewerk aan te pas komen om deze uilen te duiden. Misschien, zo speculeer ik, is speculeren überhaupt niets anders dan het raden van een boodschap wanneer die boodschap zelf lijkt te ontbreken. Zo maakte ik onlangs nog mee dat een van oorsprong Franstalige vriendin het woord 'chouette' gebruikte in verband met een herinnering, toen we om twaalf uur naar onze trein sprintten. Chouette betekent 'uiltje', maar ook aangenaam, en heeft meestal betrekking op een leuke avond. Je verkeert nog in een roes van die avond en de Metaxa, maar een halve dag later zet zich de speculatiemachine in werking wat dat uiltje wel en niet te betekenen heeft. In dit verband lijkt de uitspraak die we van Hegel kennen niet van toepassing, namelijk dat de uil van Minerva pas 's avonds uitvliegt. Maar in bredere zin is hij wel van toepassing, het gaat hier om het moment van wijsheid dat altijd pas achteraf komt. Wijsheid heeft te maken met Aufhebung, het passeren van grenzen die je vooraf had gesteld, maar evengoed met het behoud van die grenzen vanuit het nieuw ontstane perspectief. Het is immers de uil die uitvloog vanaf de hellingen van de Akropolis vanwaar hij een prima uitzicht had, maar ook altijd weer terugvloog na de jacht. De uiltjes staan op de in Griekenland geslagen euro's als herinnering aan die overschrijding en terugkeer, van en naar de vermaningen uit Brussel. Het speculeren gaat gepaard met scherpe ogen, waarom uilen bekend staan. Maar ze staan misschien nog meer bekend om hun halfopen ogen. Over jonge bosuilen zegt een website: 'Als je er te dichtbij komt blijven ze doodstil staan en met een half open oog volgen ze je, hopend dat je ze niet ziet.' Een vreemde logica, maar wel begrijpelijk als je denkt aan de loeigrote ogen der uilen die in het donker kunnen werken als reflectoren. Niet zien is niet gezien worden. Het donker van middernacht krijgt hier weer een extra betekenis. De uil wil graag zien maar niet worden opgemerkt. Het blijft een dier. Het is daarom ook tamelijk onwaarschijnlijk dat hij rond middernacht aan je raam verschijnt. Deze blog is ook maar een brief die de uil heeft laten vallen. Onwaarschijnlijk dat hij alsnog bij de juiste adressant wordt bezorgd.

De personae van Phersu

Dat is toch sterk. Altijd gedacht dat het woord persona was afgeleid van het werkwoord per-sonare, doorheen-klinken. Het betekent in het Latijn masker, en ik had het onmiddellijk gekoppeld aan de idee dat het masker in de Oudheid tevens functioneerde als geluidsversterker. Ergens las ik dat het woord uit het Etruskisch afkomstig is. Persona is de verlatijnste versie van de Etruskische held Phersu, die in de onderwereld verblijft. Bij lijkenspelen kwam hij in verklede gestalte optreden. Dat schijnt een modernere visie te zijn die terrein wint. En dan is er ook nog de in mijn ogen minder waarschijnlijke afleiding uit het Grieks, waar het Latijnse per aan ζώνη (riem, gordel) wordt gekoppeld. Ook hier is de link met verkleden weer de kern.

Een en ander heeft uiteraard gevolgen voor deze blogserie, die ik zo nadrukkelijk in het teken had gesteld van het personare en het masker. En zelfs met terugwerkende kracht. Want gebruik je een woord, dan lijken daar ook de eerdere betekenissen in 'door te klinken'. Je merkt al hoezeer de veronderstelde grondbetekenissen zelf worden gebruikt om het begrip uit te leggen. Bij de uitleg wordt gesproken van 'vertegenwoordigers' van de ene of de andere opvatting, bij mij speelt de 'persoonlijke' voorkeur een rol bij de betekenis.

De Etruskische afleiding is om meerdere redenen intrigerend. Het zou uiteraard kunnen zijn dat de Latijnse term 'persona' zelf een masker is geworden die de Etruskische held aan het zicht onttrok. Maar stel dat het Latijnse theater erfgenaam is van de theatertraditie der Etrusken (waarover ik eerlijk gezegd niets weet), dan maakt ook het Latijnse masker ('persona') daarvan deel uit, en herinnert het woord persona bedoeld of onbedoeld aan Phersu. Je zou zelfs kunnen zeggen dat Phersu, naast de befaamde Griekse traditie, een aartsvader van het Europese theater is. Bij theater (en film, televisie) zitten we in feite nog steeds te kijken naar de onderwereld die bovenkomt.

Deze wat lukraak ogende associatie wordt in mijn ogen versterkt door de gedachte dat de hele portrettraditie van de Romeinen in feite van de Etrusken stamt. Grieken begonnen pas bij Alexander de Grote te hechten aan een precieze, 'persoonlijke', uitbeelding van de held. Romeinen waren daar allang mee vertrouwd via de Etruskische portretten die ze met name kenden van de sarcofagen. De portretten waren herinneringen aan de doden, maar hadden ongetwijfeld ook een religieuze betekenis, een teken dat op een of andere manier functioneerde in de communicatie tussen mens en goden, de goden van de onderwereld.

En zo moet ik mijn eigen, 'persoonlijke' teksten in deze blogserie dus opnieuw tegen het licht houden. Ze waren bedoeld als maskers, gemaskeerde verwijzingen naar mijn therapie, mijn verhouding tot mijn vader, mijn persoonlijke gevoelens die ik niet anders dan gecodeerd kon weergeven. Nu is er in zekere zin Phersu in het spel, een voor mij onbekende, maar in zekere zin ook zeer vertrouwde en zelfs intieme held uit een ver verleden. Minder dan ooit weet ik wat ik beken wanneer ik mijzelf beken, en wat ik doe wanneer ik mezelf maskeer, maar ik blijf er wel geïntrigeerd naar kijken.

Afbeeldingsresultaat voor phersu

donderdag 19 februari 2015

Klank of wat?

Ergens las ik dat het woord persona niet eens van de Romeinen zelf stamt maar van de Etrusken. Het leek me sterk, want ik dacht altijd dat persona te maken heeft met door iets heen (per) kinken (sonare). Ik kan nu gaan googelen, en dat ga ik zeker ook wel doen, maar ik heb ook geleerd om voor ik iets ga opzoeken zelf eerst een idee of verwachting te formuleren. Dat geeft richting, want uiteindelijk zijn de selectiemogelijkheden veel groter dan wat ik nodig heb.

Wat heb ik dan nodig van persona? En waarom moet de etymologie kloppen?
Is etymologie zelf niet een soort persona, in de zin dat de herkomst van woorden door de woorden zelf heenklinkt? En dat die woorden hun ware betekenissen maskeren, zodat je aangewezen bent op de etymologie om alsnog de ware betekenissen te kennen?

Een klank, zo neem ik aan, is moeilijk te scheiden van zijn echo. Het kan zelfs zijn dat die klank zelf echo is. Er is dus altijd hoe dan ook een aspect van personare, van persona, persona in de zin van doorklinken.

Niets meer of minder dan Europa staat op het spel. Europa, een bonte verzameling die wacht totdat iets doorklinkt, een ene stem of iets dergelijks. Stellen we vast dat het de Etrusken zijn, zij alvast maar wellicht ook andere quasi-oervolkeren van Europa. Zo wordt gezegd dat de Macedoniërs zich verbonden met de Grieken, waardoor de Grieken ineens Europeaan werden. Maar dus ook die Etrusken.

Het lijkt erop dat we ineens niet meer weten wat er doorklinkt. We weten niet meer wie we zijn. Het is niet alleen iets van de Oudheid. Het is ook iets persoonlijks. Het persoonlijke is politiek. Wat zeg ik? Het politieke wordt meegesleept in de val van de persona. Europa, niet meer dan een masker van die onbekende, verdrongen Etrusken. Een 'masker'.

Afbeeldingsresultaat voor etrusken

zondag 1 februari 2015

Het gewicht van afscheid

Wat heerlijk om de zaak af te sluiten en de lege ruimte in te stappen!
Na zoveel jaren afscheid is de opluchting verminderd. Ik doe de deur achter me dicht en kom meteen weer de vrouw tegen van wie ik zojuist nog afscheid had genomen.

Een andere vrouw zei: je hechting is geslaagd, toen ik haar meldde dat haar stem mij zou blijven vergezellen zoals de instructeur nog denkbeeldig op de achterbank zit.

Zo zou een afscheid zonder gewicht kunnen voelen.
Maar heb je dan het gewicht van het afscheid wel gevoeld?

Daarvoor moet je dan toch weer naar je angst en strijd. Dat zegt precies die stem die daarmee dus laat horen dat je geen afscheid had genomen.

Wat je dan voelt is verdriet. Een gewichtloos verdriet omdat je het verdriet van afscheid niet genoeg had gevoeld. Een verdriet om het zonder verdriet zijn.

Russen zeiden vroeger 'vergeef me!' als ze op reis gingen. De uitdrukking is versleten en inmiddels beter vertaalbaar als 'vaarwel'.

Zo houdt ook het gewicht van afscheid zich schuil achter de dichtgevallen deur.



woensdag 21 januari 2015

Zeven wat overblijft

Het zijn zeven series, zeven zegels.
Zou dat het zijn, de voldoening?
Zeven doorzeefd, de rest de rest
laten.

Vandaag weer werd Camilla
overgeschoten ontvangen
door haar draagvader en gewijd aan
Diana.

Ook las ik verzamelend
dat lichte momenten
ritueel wordende zwaarte
verkrijgen.

Aldus nam ik mijn zware
boeken in ontvangst
van ook maar weer een
vader.