zondag 2 juni 2019

Wat ik toch met die filosofie aan moet

Er was eens een tijd dat ik niet met filosofie bezig was. Toen kwam er een tijd dat ik me verdiepte in geleerden, biografieën met name, en kort daarna met muziek, biografieën met name. Later pas kwam de filosofie. Het eerste boek dat ik uit de bieb pakte was een regelrechte teleurstelling. Er stonden dingen in over verschijnselen en een stoel, wat dat nou was en hoe je nog voor die vraag kon gaan zitten. Dat leek me achteruitgang.

Ik wilde vooruit. Maar waarom, waarom toch ben ik dan toch door de knieën gegaan voor die filosofie die me voortdurend terugwierp? Heeft het met fascinatie te maken, magie, de ban en de verbanning? Zo gaat het vaak met pubers als ze in aanraking komen met echt interessante filosofie. Ze begrijpen er niets van maar willen ook dat, precies ook dat. Zo verging het ook mij. Zo ben ik gevallen voor Sartre, Les mains sales. En voor ik het wist zat ik weer in zijn achteruit. De wortel die er gewoon is en Antoine walging bezorgt. Niet eens echte walging, een walging die het midden hield tussen literaire walging en leerzame walging.

Achteraf gezien moet ik vooral bezig zijn geweest met ontsnapping, vluchten. Tenminste, dat schreef ik twee jaar geleden toen ik Sartre opnieuw las, en terugkijkend op mijn filosofische successen, met name ook het kruipgat dat was geïnspireerd op de lignes de fuite van Deleuze en Guattari. Wegwezen uit de heuvels, de bekrompenheid, de wereld van de namen. Wat kon ik genieten van de roes die de anonimiteit van Hoog Catharijne me bezorgde. Vluchten, nee verdwijnen, opgaan!

Zo'n vluchtverlangen is evenzeer oorzaak als gevolg van de beklemming. Ik kan me geen beklemming herinneren die voorafging aan de vlucht. En toch moet er een voor de filosofie zijn geweest, een voorgeschiedenis. Ik noemde net al de wetenschap, de hoek waarin je door je school, je vrienden en ook wel door je ouders wordt neergezet. Het boek over atoomtheorie in de serie Hoe & waarom. Je wil graag voldoen aan die plaats, je wil die hoek waardig zijn. Dat heeft altijd meegespeeld, en speelt nu nog. Ik zit ergens in een hoek, en ik doe mijn best om de dingen te doen die bij die hoek horen.

Dat heeft weinig met fascinatie te maken. Wel met ban en verbanning. En zodoende indirect toch ook weer met de fascinatie, die toch ook een ban is. Het misverstand doet zich voor wanneer je ergens een intense ervaring hebt vermoed, altijd, die er eigenlijk gewoon niet was. Fascinatie was er niet, zeker aanvankelijk niet, toen het over die stoel ging en het zijn van die stoel. Eerder teleurstelling.

U merkt dat ik wel in zijn achteruit moet om uit te komen bij het moment dat ik me overgaf aan de filosofie. Ik verwacht daar kennelijk iets van. De vraag waarmee ik verder kom is: wie of wat heeft me daar eigenlijk neergezet, in die hoek? En waarom voel ik me zo opstandig, alsof dat wie of wat er iets aan kon doen dat ze me er toen hebben ingeluisd? Gaat het soms om een filosofisch soort opstand, de metafysische opstand van Camus? Die voelt nog te filosofisch, dus die kan het niet zijn.

Ik kan in mijn handen wrijven wanneer dat wie of wat in die hoek gaat kijken en ineens ziet dat ik er niet meer ben. Ik heb ze een poets gebakken. Ergens in mij huist het verlangen om juist niet mijn best te doen mijn plaats in die hoek waardig te zijn. Misschien is daarom dat schrijven altijd een fijne optie geweest, het schrijven dat je nauwelijks filosofie kunt noemen, het schrijven zoals dit.

Die droom hangt nog steeds boven mijn geschrijf. Je leest het, klikt het later nog eens aan. Maar waar stond het ook alweer? En wat was ook alweer het wachtwoord? Het is weg, verdwenen, gestolen.

Een andere droom: ze zoeken me daar in die hoek, met mijn gedroom, mijn gefilosofeer. Maar wat ze daar zien is het restant Anton Simons, de Anton zonder die droom en zonder die filosofie. Het kan zijn dat ik juist deze droom aan het realiseren ben op school. Gewoon je ding doen, waarbij steeds evidenter wordt, geleidelijk, dat het niet het ding van de filosofie is.

De filosofie raakt langzaam op afstand. Ik ben al schrijvend en werkend aan het afbouwen. Er komt een restant tevoorschijn. De persona.

Afbeeldingsresultaat voor in de hoek