zondag 19 januari 2025

Liefde voor uiterlijk vertoon

De platen van mijn vader waren minder. Mijn moeder, die had duidelijk smaak. Het ging alle kanten op, veelal 45-toerenplaatjes met Schubert, Verdi, en een hoop populaire muziek van die tijd zoals Soeur Sourire. Ik denk ook dat zij begon met plaatjes. Pas later kwamen de platen van mijn vader. De eerste platen waren niet eens muziek, maar Toon Hermans. We vonden het geweldig om te luisteren naar de grappen, ook wel de liedjes, maar op een bepaalde manier ook naar de stukjes waar Toon iets visueels deed wat we niet meekregen, behalve via het lachen van het publiek.

Later kwam mijn vader met platen die hij denk ik niet had gekocht, maar cadeau gekregen ofzo. Het meest typisch voor zijn smaak was een LP met Karajan, vier stukken met spektakel: de Ouverture 1812 van Tsjaikovski, Finlandia van Sibelius, Les Préludes van Liszt en nog een stuk, ik geloof La Valse van Ravel. Ik wed dat mijn vader de plaat vooral mooi vond vanwege Ravel, van wie hij natuurlijk de Boléro kende. Maar hij kon ook die aanstellerige pose van Karajan waarderen, die helemaal in trance het orkest stond te leiden, met gesloten ogen. Dat suggereerde dat al dat spektakel eigenlijk iets diep innerlijks was.

Die plaat verklaart wel iets van mijn verhouding tot muziek. Ik verken die verhouding in een andere blogserie, Muziek van een afstand. In deze serie hier volg ik een ander spoor. Ik probeer via mijn verhouding tot mijn vader iets te achterhalen van wat eerder theater is, via die intrigerende term personae, die verwijst naar 1) persoonlijkheid, 2) toneelmasker en 3) Phersu, de Etruskische halfgod die optrad bij lijkenspelen, voorstellingen bij uitvaarten.

De voorbije weken luisterde ik shows van Toon Hermans, inclusief de show die we vroeger op plaat hadden. Je zou hem zeker kunnen zien als een persona in alle drie genoemde betekenissen. 1) Al in de jaren zestig hoefde hij maar te verschijnen of de mensen waren in zijn greep; 2) hij werkte graag met typetjes; 3) het Phersu-aspect is minder evident. Maar Toon vertelt in een van zijn shows hoe hij ooit begon met zijn clownerie. Zijn vader was overleden toen hij acht was, zijn moeder zat te huilen en Toon wilde haar troosten door haar aan het lachen te maken.

Niet dat mijn vader zo'n clown was, hij was minder grappig dan zijn broer Frans en gaf minder om grappen dan zijn andere broer Math. Maar hij had wel heel duidelijk een theatrale kant. Als hij ergens was, dan was hij duidelijk aanwezig. Bij oude mensen worden karaktertrekken vaak scherper. Mijn vader stond in twee standen. Als hij de kans kreeg praatte hij veel, stond hij graag in het centrum van de aandacht. Als dat niet lukte, zakte hij achteruit en nam hij ook niet meer deel aan het gesprek.

Als filosoof zou ik me nu kunnen afvragen of in presentie, in de ervaring van wat wij presentie of présence noemen, niet altijd iets zit van optreden, theater. Bij theater hoort ook dat je opduikt, ineens daar bent. Je weet precies waar en wanneer, het gordijn gaat opzij, maar toch voelt het als een verrassing, een verwachte verrassing, dat de acteur er is. Maar hier probeer ik geen filosofie te doen, in het middelpunt staat hier mijn vader, en hij was geen filosoof. Hij trad op, hij was duidelijk aanwezig.

De uitvaart moeten we hier in bredere zin opvatten. Het gaat om de troost die we zo graag willen brengen, en dat kan vaak al veel eerder. Mijn vader ging graag op bezoek bij mensen die het moeilijk hadden, om hen te helpen bij het invullen van belastingpapieren, of bij de depressieve zorgbehoeftige weduwe van zijn vriend Wiel. Mijn vader leek zich bij dat soort dingen nooit op te offeren. Het hoorde bij hem, hij vond het vanzelfsprekend. Zijn schoonfamilie was volledig gepolariseerd, maar mijn vader ging probleemloos bij beide partijen op bezoek, en beide partijen waren bij wijze van uitzondering ook present bij zijn uitvaart, al zaten ze aan verschillende kanten van de ruimte.

De kern zit dus in het samengaan van theatraal optreden en troost. Dat theatrale heb ik deels van mijn vader geërfd, het komt soms naar boven, maar heeft voor mij ook het aura van iets uiterlijks en narcistisch. Ik ben al vroeg de cultuur gaan beleven als spiritueel avontuur waarbij uiterlijk vertoon gewantrouwd moest worden. Met mijn vriend Willy ging ik naar een film van Visconti, L'innocente, waarvan we maar weinig begrepen, maar het was tenminste iets serieus en moeilijks.

Ik begrijp nu ook beter waarom mijn vertrouwen in de serieuze, moeilijke cultuur steeds iets uiterlijks bleef behouden. Ik zag de waarde niet van het theatrale, uiterlijke, terwijl ik er toch ook een beetje talent voor heb (vooral voor de klas). Pas nu begin ik over de afstand te beschikken waarmee ik anders kan kijken naar mijn vader, naar Toon Hermans en naar theater.

Misschien was Rachmaninov voor mij achteraf gezien de vroege aankondiging van deze omslag. Ik was 25 toen ik in Heerlen een goedkope plaat kocht met het beroemde Tweede Pianoconcert. Ik vond het kitsch, echte sentimentele overdrijving. Thuis in Utrecht had ik op mijn klerenkast een hele verzameling heiligenbeeldjes, liefst met electrische flitslampjes. Zo wilde ik mezelf bewijzen dat ik al over die ironische distantie beschikte waarmee ik kon oordelen over de dingen. Nu, vele jaren later, kan ik eindelijk toegeven dat ik nooit over die distantie zal beschikken, dat uiterlijk vertoon zit te diep in mijn innerlijk. Ik luister graag naar Rachmaninov.

hifi karajan. berliner philharmoniker. 2lp. deu - Compra venta en  todocoleccion

3 opmerkingen:

  1. Heerlijk weer Anton, jouw tekst over de ontdekking van cultuur en het theatrale wat daar altijd om de hoek komt kijken. Dat houdt mij ook altijd bezig als ik naar die onderhoudende televisieseries van Jeroen Krabbé over beroemde schilders zit te kijken. Laatst die serie over Henri Matisse. Matisse was altijd miskend, maar opeens was daar die steenrijke Russische kunstverzamelaar die het oog had. En dan zoomt de kamer natuurlijk in op een oog. Het oog dat echt kan zien en voor ons kan kijken. Er speelt zo veel mimetische begeerte bij de waardering van kunst, maar toch gaat het echt ergens over. Fascinerend dat Rachmaninov aan het einde van je essay toch terugkomt als muziek waar je nu enorm van kan genieten. Als ik dat pianoconcert eens in de zo veel tijden hoor, dan is het moeilijk om je tranen te bedwingen. Is het daarom kitsch? Harstikke leuk om over na te denken, Anton. Dank wederom voor je ideeënrijke beschouwing en amicale groet van Martien.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Laat ik nu al enkele dagen een liedje van Soeur Sourire (Kabinda, n.a.v. het boek over Congo) in mijn hoofd hebben! Achteraf gezien was dit mooi geweest bij mama’s begrafenis.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. En behalve dat je naar Rachmaninov luistert, speel je hem ook (graag?). Daar luister ik dan weer graag naar. IvdS

    BeantwoordenVerwijderen