Hij zat ferm achter het stuur met mijn zus ernaast. Van de zijkant werden ze ineens geramd door een automobilist die in slaap was gevallen. Een dubbele salto, doch zeker geen mortale.
Sindsdien rijdt hij rondjes door de heuvels. Belicht door jakobsladders en beregend door waaiers.
Daar rijdt hij nog steeds, de vliegende Limburger. Nu eens geassisteerd door zijn dochter, dan weer zijn zoon. Dapper dat hij nog steeds blijft rijden, al is het niet in zijn eigen auto (total loss) en al heeft hij het stuur niet vast. En al doet de auto niet meer wat hij zegt en al doen zijn dochters en zoons niet meer wat hij zegt.
Wat hij wel weet is der kotste weag. Dat is handig voor de vliegende Limburger. Niet om snel thuis te zijn, dat niet, maar zeker wel om de rit een schijn van nut te geven. Je brengt een doel aan en dan heb je automatisch een kotste weag. Bereik je dat doel, dan kun je weer een volgend doel plannen. De doelen rangschik je zo dat ze automatisch leiden naar de pleisterplaatsen in Gulpen en Brunssum.
Het hele ritje wordt zo alsnog een persona van der kotste weag van huis naar huis.
Ik herinner me zijn vader, stationschef van Gebrook, die op zijn sterfbed nog feilloos de vertrektijden van de jaren dertig afriep. Zo krijg ik zicht op mijn eigen oude dag waarop ik blijf doortikken aan mijn blogs. Ik raak buiten bewustzijn, iedereen is vertrokken. Alleen mijn vingers blijven tikken. Waarvan akte.
Een prachtige start van deze cyclus.
BeantwoordenVerwijderen