Ik heb altijd iemand die voor me opkomt. Altijd gehad ook. Mijn vader ondernam meteen actie als ik gepest werd op straat. Hij liep naar die jongen toe, met mij achter zich aan, twee drie straten verder, Dreke Kroes of Jo Frijns, en sprak hen streng toe.
Toen ik het moeilijk had op de universiteit kwam ik terecht bij een soort therapeute daar, die al gauw ontdekte waar mijn kansen lagen. Ik moest iemand naast me hebben die het iets makkelijker vindt om voor dingen op te komen, voor zichzelf, maar dus ook voor mij. Ik schaam me er een beetje voor, maar dat hoeft dus niet. Mijn angst is niet per se lafheid. Het is meer iets van ontdek jezelf, ken jezelf, en waar dus je kansen liggen.
Deze blogserie draait om mijn vader, mijn vader als een soort Phersu, de halfgod van de jacht bij de Etrusken, die al in de Latijnse vlakte woonden voor de Romeinen. Phersu trad naar verluidt op bij lijkenspelen, hij kwam uit de onderwereld naar boven om ons zijn kunsten te vertonen. De term persona (masker) is misschien van de naam Phersu afgeleid (zie hier). Phersu komt op, dat wil zeggen hij treedt op. Misschien in een andere zin dan waarin mijn vader voor mij opkwam, tegen mijn pesters optrad. Maar misschien ook niet. We zien graag een halfgod optreden, in de vorm van bijvoorbeeld Tom Cruise, een schim op het doek die de vuile karweitjes voor ons opknapt, maar tegelijk schim blijft, hij komt op vanuit de onderwereld.
In de Volkskrant stond een boeiend essay van Geertjan de Vugt. Hij schuift de oude held Odysseus naar voren, vooral de Odysseus van de listen. Hij zegt tegen de wrede cycloop dat hij Niemand heet. Dat zal hem met zijn makkers uiteindelijk redden van de dood. Als ze de grot uit vluchten roept de cycloop zijn makkers, hij roept dat Niemand hem verwond heeft. De Vugt vindt dit meesterlijk. Je kunt beter niemand zijn dan iemand. En al helemaal als je bedreigd wordt, of gepest. Pesters zijn zo vervelend omdat je in hun ogen iemand bent, ze maken iemand van je. Deze gedachte herken ik uit het boek van Agamben over Auschwitz (lees eventueel deze blog). De Italiaanse student die door de SS'er wordt aangesproken schaamt zich, de SS'er brengt hem op huiveringwekkende wijze in contact met zijn identiteit.
Mijn vader was duidelijk iemand. Op straat herkende hij altijd mensen, en die herkenden hem. Daarom kon hij ook optreden. Misschien is het onbedoelde gevolg daarvan wel dat zijn kinderen het des te moeilijker hebben gevonden om iemand te worden, om op te treden. Mijn broer gebruikt in dit verband de term assertiviteit. Misschien vinden we het zo moeilijk om voor onszelf op te komen omdat we altijd onze vader hadden die het voor ons opknapte.
Niet dat dit hielp, overigens. Mijn pesters riepen naar mijn vader: 'Hé kleine, hé kale!' Ze waren met meer. Bovendien kon mijn vader niet altijd met me meelopen. Wel heb ik misschien al snel doorgehad dat ik - hoe dan ook, geholpen of niet - beter niemand kon zijn dan iemand. Dat is natuurlijk ook zo mooi aan die term persona. Met een masker kun je doen of je iemand bent, maar in werkelijkheid verstop je je, en ben je veilig.
Toch zitten er in die term persona, achter dat masker, vast nog verborgen verrassingen. In deze blog zoek ik die opnieuw bij mijn vader. Hij was zich er als geen ander van bewust dat de macht die voor jou opkomt jou niet altijd helpt, meestal niet, of zelfs wel nooit. Dat besef kwam bij hem naar boven als psalm 23 werd gezongen, bijvoorbeeld in het klooster waar ik een keer een weekend met hem doorbracht: 'Mijn herder is de Heer, nooit zal mij iets ontbreken.' 'Hoe kunnen ze dat nou zeggen,' zei mijn vader dan boos, 'het ontbreekt me heel vaak aan dingen!!' Voor hem was dit zonneklaar.
Voor mij ligt hier wel een mysterie, een mysterie dat te maken moet hebben met mijn diepste zelf, mijn identiteit of persona. Hoe kon mijn vader zo gelovig zijn, geloven dat de liefde ooit zou overwinnen in deze wereld, en tegelijk zo boos worden op God? Ik denk dat hij de tegenspraak wilde oplossen met zijn geloof in het handelen, het goede doen. Ik zie hem als een Kantiaan die de plicht heilig verklaarde en vond dat hij zich altijd moest inzetten. Ik kan daar uiteraard niet in geloven, het zou erop neerkomen dat je Dreke Kroes of Jo Frijns alsnog laat stoppen met pesten, en doordat je dat gelooft neem je voor lief dat ze 'kale!' naar je blijven roepen, je doet of je het niet hoort, en je zoontje zie je ook al niet meer staan. Je hebt je best gedaan en dat is blijkbaar wat voor mijn vader telde.
Op een of andere manier komen we steeds weer terug bij Odysseus, toch op zijn manier een soort Phersu. Hij bezoekt de onderwereld om bij de overleden ziener Teiresias aanwijzingen te krijgen over zijn route naar Ithaca. We moeten vertrouwen hebben in de schimmen, de bleke stemmen van de overledenen en de halfgoden die voor ons opduiken. Wij doen dat op een andere manier dan Odysseus, we lezen romans, we kijken films. We lezen over Odysseus of verwachten iets van de films over Odysseus. Odysseus is niet iemand, hij is niemand.
Odysseus praat graag en veel. Dat deed mijn vader ook. En ik ook. We zijn soms in staat om maskers op te zetten. Zo imiteer ik wel eens vrienden die heel kort en suggestief kunnen formuleren. Dat doe ik dan ook, en dan zijn ze tevreden dat ik zo direct ben. Zo wordt het spel gespeeld. Heel even ben je veilig.
![]() |
Cory Booker speecht 25 uur |