zaterdag 25 januari 2025

Naar buiten - De film Conclave

Bij een film is het moeilijk om te zien in welke ruimte je bent. Speelt die film zich in het Vaticaan af, zoals Conclave, dan wil je weten of het echt de Sixtijnse kapel is en als je in de verte de Sint Pieter ziet, denk je dat de binnenplaats beneden ook echt bij het Vaticaan hoort. Gelukkig had ik filmfreak Maarten bij me die erachter kwam dat de Sixtijnse kapel was nagebouwd in de Cinecittà bij Rome.

We hebben het over personae hier, en dan zit je in Rome meteen goed. Daar zijn de toneelmaskers niet uitgevonden, maar die andere intrigerende link, met de Etruskische halfgod Phersu die optrad bij lijkenspelen, is wel dicht in de buurt. Loop je door de Vaticaanse musea, dan kun je halverwege even weg uit de massa en zit je bij de Etruskische kunst en aanverwanten. Lekker rustig. Je ziet grafkisten met beelden die moeten hebben geleken op de begraven personen. Ze zitten bij te komen op hun eigen kist. Ongetwijfeld heeft het gebruik van de Romeinen om bij optochten afbeeldingen mee te dragen van hun voorouders (imago) hier wel mee te maken.

Ook mijn vader is niet ver weg. Hij had sinds de conservatieve draai in de jaren zeventig een hekel aan Rome, en daarvoor al een hekel aan het Rome van de Latijnse mis. Tien jaar eerder leek met paus Johannes XXIII alles te veranderen. De kerk moest worden opengegooid, 'bij de dag gebracht', aggiornamento. Mijn vader verzamelde alle krantenknipsels. Jaren voor zijn dood bedacht hij dat ik die moest erven van hem. Ze staan hierboven op zolder in tassen, twee zware tassen. Ik heb er nog niet naar gekeken, maar Inez wel. Ze wilde meer zicht op wie mijn vader was, er iets over schrijven in verband met Limburg en de mijnen, er zit inderdaad ook niet alleen maar materiaal over Rome in die tassen. Helaas geen subsidie, plan in de ijskast. De tassen wachten.

Je kunt mijn vader een gek noemen, of een teken van zijn tijd, maar er is iets in dat Vaticaan dat ons misschien weer gaat boeien. Ik vertelde je al over het essay van Amitav Ghosh, The Great Derangement, die erg te spreken is over de encycliek van paus Franciscus Laudato si' uit 2015, omdat, punt een, de dingen zoals onrecht en armoede in verband met het klimaat er gewoon worden benoemd en, punt twee, omdat de paus een potentieel miljardenpubliek heeft, en zijn morele gezag misschien iets kan betekenen tegenover al die mannetjesputters die alleen maar olie willen.

Die ruimte, welke ruimte. Voeg je al die religieuze leiders bij elkaar, dan hebben we het over de wereld. Ze kunnen ons iets zeggen over de verbondenheid met elkaar en over bewondering voor de schepping. Maar die wereld doet pijn, vertelt Plato ons in zijn befaamde grotvergelijking. Liever zitten we in onze comfortzone binnen, te kijken naar de bewegende beelden op de wand. God zal dus ofwel geweld moeten gebruiken om ons naar buiten te sleuren (zoals in The Matrix), of ons op een subtiele manier via die bewegende beelden Zijn verhaal moeten vertellen.

Nu horen wij de Waarheid liefst in het Engels. En omdat dit in het Vaticaan niet helemaal realistisch is, moet er af en toe ook Italiaans of Spaans worden gesproken. Latijn ook, in de rituele uitingen, als de pausen bij het conclaaf hun stem in het vat gooien, of bij de conservatieven die de Latijnse mis weer terug willen. Hoe lost regisseur Edward Berger dat op? Hij volgt het boek van Robert Harris die twee Engelssprekende bisschoppen als hoofdpersoon opvoert. Zo ontstaat al gauw een Agatha Christiesfeertje, versterkt door de gesloten ruimtes. De ruimtes waar we ons bevinden zijn de gesloten ruimtes die door gangen met elkaar in verbinding staan. Ruimtes voor onderzoek, gelobby, verrassende onthullingen. Gefluister en stemverheffingen.

We lijken met deze gesloten ruimtes helemaal weg uit de wereld. Die klinkt alleen in de verte, de juichende menigte op het Pietersplein, die we niet te zien krijgen. Om het drama te kunnen ontplooien moeten de kardinalen het contact met de wereld verbreken. Toch zijn er ook weer beslissende momenten, een beweging van een papierblad die je zou kunnen zien als het zuchtje van de Heilige Geest. Er worden aanslagen gepleegd in Rome. De wereld is in oorlog, en de kardinalen moeten een leider kiezen die vrede brengt.

Ik heb maar weinig gelezen van Harris, maar moest wel meteen denken aan zijn romans over Cicero. De dappere advocaat die afrekende met corruptie en het later als consul moest opnemen tegen de brute generaals met hun antidemocratische ideeën. De kracht van het woord. In Conclave zien we leider Lawrence op de eerste dag een preek afsteken waarin hij het heeft over zekerheid. Je moet twijfelen, bij geloof hoort twijfel, niet zekerheid. Uiteindelijk krijgt Lawrence zijn zin, al verklap ik niet hoe. Het gaat nu even over het geloof in de retorica van Cicero. Beschouw de film als een mechaniek waarin de waarheid van de waarheidssprekende persoon via verrassende omwegen bij zijn bestemming aankomt.

De film moet ons overtuigen door betoverende beelden te leveren waarin we het woord vergeten, maar ook weer zo dat we alleen die gesloten ruimtes te zien krijgen. Misschien zijn we zo gewend aan het medium film dat we maar heel weinig context nodig hebben om door te krijgen dat we ons in de wereld bevinden. Een zuchtje wind, een gerucht over een aanslag, een brekend raam.

Zo moet hoop werken. Mijn vader was sinds de jaren zeventig teleurgesteld in de Katholieke Kerk, maar zocht nog lang zijn heil in lokale groepjes waar het sociale aspect van de Kerk werd benadrukt. Steeds verder schoof hij op, naar de SP uiteindelijk, die haar jaarvergadering hield in de Royal, voorheen filmtheater, en inmiddels ook weer. De rode draad in deze beschouwingen is hoop, hoe kun je hoop houden in een wereld vol corruptie en oorlog. Een antwoord zou zijn: door belichaming, bijvoorbeeld tassen met krantenknipsels die ergens op zolder staan.

Een ander antwoord is de ruimte. Waar bevind je je? Maarten had ditmaal gekozen voor de stad Roermond. We praatten dialect (Maarten is gehecht aan rituelen, in Limburg moeten we dialect praten), we fietsten langs de kerken van de bisschopsstad, en langs de plek waar de IRA in 1988 zijn aanslag had gepleegd. In de liturgie wordt de beweging naar buiten gesymboliseerd door de slotwoorden 'Ite missa est', Gaat heen, dit is jullie opdracht. De gesloten ruimtes moeten opengegooid worden, de Engelssprekenden moeten Italiaans en Spaans spreken.

Pinksteren - Wikipedia


zondag 19 januari 2025

Liefde voor uiterlijk vertoon

De platen van mijn vader waren minder. Mijn moeder, die had duidelijk smaak. Het ging alle kanten op, veelal 45-toerenplaatjes met Schubert, Verdi, en een hoop populaire muziek van die tijd zoals Soeur Sourire. Ik denk ook dat zij begon met plaatjes. Pas later kwamen de platen van mijn vader. De eerste platen waren niet eens muziek, maar Toon Hermans. We vonden het geweldig om te luisteren naar de grappen, ook wel de liedjes, maar op een bepaalde manier ook naar de stukjes waar Toon iets visueels deed wat we niet meekregen, behalve via het lachen van het publiek.

Later kwam mijn vader met platen die hij denk ik niet had gekocht, maar cadeau gekregen ofzo. Het meest typisch voor zijn smaak was een LP met Karajan, vier stukken met spektakel: de Ouverture 1812 van Tsjaikovski, Finlandia van Sibelius, Les Préludes van Liszt en nog een stuk, ik geloof La Valse van Ravel. Ik wed dat mijn vader de plaat vooral mooi vond vanwege Ravel, van wie hij natuurlijk de Boléro kende. Maar hij kon ook die aanstellerige pose van Karajan waarderen, die helemaal in trance het orkest stond te leiden, met gesloten ogen. Dat suggereerde dat al dat spektakel eigenlijk iets diep innerlijks was.

Die plaat verklaart wel iets van mijn verhouding tot muziek. Ik verken die verhouding in een andere blogserie, Muziek van een afstand. In deze serie hier volg ik een ander spoor. Ik probeer via mijn verhouding tot mijn vader iets te achterhalen van wat eerder theater is, via die intrigerende term personae, die verwijst naar 1) persoonlijkheid, 2) toneelmasker en 3) Phersu, de Etruskische halfgod die optrad bij lijkenspelen, voorstellingen bij uitvaarten.

De voorbije weken luisterde ik shows van Toon Hermans, inclusief de show die we vroeger op plaat hadden. Je zou hem zeker kunnen zien als een persona in alle drie genoemde betekenissen. 1) Al in de jaren zestig hoefde hij maar te verschijnen of de mensen waren in zijn greep; 2) hij werkte graag met typetjes; 3) het Phersu-aspect is minder evident. Maar Toon vertelt in een van zijn shows hoe hij ooit begon met zijn clownerie. Zijn vader was overleden toen hij acht was, zijn moeder zat te huilen en Toon wilde haar troosten door haar aan het lachen te maken.

Niet dat mijn vader zo'n clown was, hij was minder grappig dan zijn broer Frans en gaf minder om grappen dan zijn andere broer Math. Maar hij had wel heel duidelijk een theatrale kant. Als hij ergens was, dan was hij duidelijk aanwezig. Bij oude mensen worden karaktertrekken vaak scherper. Mijn vader stond in twee standen. Als hij de kans kreeg praatte hij veel, stond hij graag in het centrum van de aandacht. Als dat niet lukte, zakte hij achteruit en nam hij ook niet meer deel aan het gesprek.

Als filosoof zou ik me nu kunnen afvragen of in presentie, in de ervaring van wat wij presentie of présence noemen, niet altijd iets zit van optreden, theater. Bij theater hoort ook dat je opduikt, ineens daar bent. Je weet precies waar en wanneer, het gordijn gaat opzij, maar toch voelt het als een verrassing, een verwachte verrassing, dat de acteur er is. Maar hier probeer ik geen filosofie te doen, in het middelpunt staat hier mijn vader, en hij was geen filosoof. Hij trad op, hij was duidelijk aanwezig.

De uitvaart moeten we hier in bredere zin opvatten. Het gaat om de troost die we zo graag willen brengen, en dat kan vaak al veel eerder. Mijn vader ging graag op bezoek bij mensen die het moeilijk hadden, om hen te helpen bij het invullen van belastingpapieren, of bij de depressieve zorgbehoeftige weduwe van zijn vriend Wiel. Mijn vader leek zich bij dat soort dingen nooit op te offeren. Het hoorde bij hem, hij vond het vanzelfsprekend. Zijn schoonfamilie was volledig gepolariseerd, maar mijn vader ging probleemloos bij beide partijen op bezoek, en beide partijen waren bij wijze van uitzondering ook present bij zijn uitvaart, al zaten ze aan verschillende kanten van de ruimte.

De kern zit dus in het samengaan van theatraal optreden en troost. Dat theatrale heb ik deels van mijn vader geërfd, het komt soms naar boven, maar heeft voor mij ook het aura van iets uiterlijks en narcistisch. Ik ben al vroeg de cultuur gaan beleven als spiritueel avontuur waarbij uiterlijk vertoon gewantrouwd moest worden. Met mijn vriend Willy ging ik naar een film van Visconti, L'innocente, waarvan we maar weinig begrepen, maar het was tenminste iets serieus en moeilijks.

Ik begrijp nu ook beter waarom mijn vertrouwen in de serieuze, moeilijke cultuur steeds iets uiterlijks bleef behouden. Ik zag de waarde niet van het theatrale, uiterlijke, terwijl ik er toch ook een beetje talent voor heb (vooral voor de klas). Pas nu begin ik over de afstand te beschikken waarmee ik anders kan kijken naar mijn vader, naar Toon Hermans en naar theater.

Misschien was Rachmaninov voor mij achteraf gezien de vroege aankondiging van deze omslag. Ik was 25 toen ik in Heerlen een goedkope plaat kocht met het beroemde Tweede Pianoconcert. Ik vond het kitsch, echte sentimentele overdrijving. Thuis in Utrecht had ik op mijn klerenkast een hele verzameling heiligenbeeldjes, liefst met electrische flitslampjes. Zo wilde ik mezelf bewijzen dat ik al over die ironische distantie beschikte waarmee ik kon oordelen over de dingen. Nu, vele jaren later, kan ik eindelijk toegeven dat ik nooit over die distantie zal beschikken, dat uiterlijk vertoon zit te diep in mijn innerlijk. Ik luister graag naar Rachmaninov.

hifi karajan. berliner philharmoniker. 2lp. deu - Compra venta en  todocoleccion