Reflectie kan je gek maken, al die stemmen in je hoofd, en dan helpt het om die in een blog als deze een beetje tot rust te brengen. Er is nog een voordeel. In mijn vorige blog gebruikte ik de literatuur als spiegel voor de gespannen verhouding met mijn broers, De gebroeders Karamazov van Dostojevski. Dat maakt je attent voor hulpbronnen. Ineens duikt er een artikel op over Ivan Karamazov, de broer met wie ik me identificeerde, de intellectuele broer. Het artikel stond in een tijdschrift waarin ook een tekst van mezelf stond, en gaat over het vreemde in onszelf: Henk den Uijl en Jozef Waanders, 'De ontdekking van het vreemde in onszelf: vloek of zegen? - Dostojevski's Ivan Karamazov door de lens van Gauchet, Arendt en Ricoeur', Filosofie-tijdschrift jg 34 nr 6, p.48-53.
Het lag misschien meer voor de hand om mijn overdenking te plaatsen in mijn filosofische blogserie, Ideeën. Maar dat ik het hier plaats heeft ook weer voordelen. Ik kan mezelf nu uitdagen om aan te knopen bij de andere stijl van deze serie, die duidelijk meer theatraal is en waarin ik mezelf in verhouding tot mijn vader opvoer. Of beter nog, ik kan de intellectuele kant van mezelf confronteren met mijn existentiële zelf.
Er springt meteen een kenmerk van mezelf in het oog als ik me vergelijk met Ivan, en dat heb ik te danken aan mijn broer, de Dmitri-broer uit vorige blog. Toen ik mijn blogserie over Agamben en de muzen afsloot met de bekentenis van mijn isolement (zie deze blog), verblijvend in de kelder van ons huis aan de Röntgenstraat in Heerlen, vond hij dat arrogant. Ja, de kelder, maar zei ik in mijn vorige blog niet dat ik Dostojevski vooral had van de universiteit, de hoge torens met name in Utrecht en Nijmegen? Verheven, in isolement, peinzend over de ethiek en esthetica van de dialogische romans van Dostojevski. Ivan, ja, de arrogantie straalt ervan af. Zijn academische ongebondenheid is zijn masker, zijn persona, en daarachter gaat minachting schuil, voor de gewone mensen, zijn familie, zijn vader.
In de roman is het Dmitri die gevangen zit, beschuldigd van de moord op de vader. Hij riep wel eens dingen, en dat kun je als aanwijzing zien van zijn snode plannen. Uiteindelijk is het de halfbroer en huisbediende Smerdjakov die de moord heeft gepleegd. Maar wel op aanwijzing van niet Dmitri maar Ivan, zoals hij voor zijn zelfmoord aan hem bekent:
"(...) dat was mijn droom, meneer, en eigenlijk allemaal omdat 'alles geoorloofd' is. Dat heeft u mij werkelijk geleerd, meneer, want toen heeft u me van alles verteld: want als er geen oneindige God is, dan bestaat de deugd ook niet, dan is die geheel en al overbodig. Dat zei u toen echt. Zo heb ik dat toen begrepen. (...) En nu bent u ineens in alle staten, u, meneer!"(gecit. in art. p.50)
Den Uijl en Waanders vervolgen hun artikel met citaten waar Ivan in koortsfantasie een gesprek met de duivel heeft. Ik leg onmiddellijk een verband met de etymologie waarin ik geloof in onderhavige blogserie, de afleiding van de term persona niet van masker, maar van de Etruskische halfgod Phersu (die ik in vorige blog ook opvoerde, zie ook deze blog). Phersu komt tevoorschijn bij uitvaarten, hij is jager, pendelt tussen onze wereld en de onderwereld, maar dus ook acteur. We kunnen op hem allerlei zaken projecteren, zoals onze slechtste en domste gedachten. Dat is was Ivan ook doet met zijn duivel, hij wordt zo boos dat hij een theeglas naar hem gooit. De duivel lacht erom, als hij slechts een schim in een koortsfantasie zou zijn, zou het onzinnig zijn om een theeglas naar hem te gooien. Het theeglas is het bewijs dat Ivan gelooft in de duivel, en dus misschien ook in het geweten, en in God. Zijn dictum dat alles geoorloofd is, is dus niet erg consequent.
We zijn in het artikel van Den Uijl en Waanders getuige van de omslag van vrijheid naar verantwoordelijkheid. Typisch een probleem van de geseculariseerde christenen. En daar was mijn vader er ook een van. Hij las Dostojevski, leende in de bibliotheek van Hoensbroek boeken van hem uit. Dostojevski was - hoewel hij antikatholiek was - godfather van het katholieke existentialisme. Trait-d'union was zijn jongere vriend Vladimir Solovjov, de mysticus en filosoof die enorm sympathiseerde met het katholicisme en een hereniging ermee voorstond (met het jodendom als derde partner).
Existentieel, jazeker, want mijn vader zei altijd dat we zelf mochten weten hoe laat we thuiskwamen na het uitgaan. Maar je kon ook aan hem zien dat hij teleurgesteld was als we te laat waren thuisgekomen. Dat heeft flinke impact gehad op de vorming van ons geweten, ons schuldgevoel. Je moest vanuit jezelf de goede dingen doen. Dat is dus zeker ook de keerzijde van die academische vrijheid die ik beleefde in de torens van Utrecht en Nijmegen. Geen vrijheid zonder verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid werd het kernbegrip van de geseculariseerde christenen.
Ik ga hier verder niet het artikel van Den Uijl en Waanders bespreken en beoordelen. Het ging me om Ivan Karamazov, om 'mij'. Preciezer gezegd, om mijn arrogantie. Ik heb de roman niet in huis maar meen dat Ivan een artikel had gepubliceerd over zijn bewering, 'als God niet bestaat is alles geoorloofd'. De dynamiek van de moderne ethiek is dat we via de demonen de vrijheid in onszelf ontdekken, en via diezelfde demonen ons geweten. We hebben de stemmen in ons hoofd nodig om onze vrijheid op een goede manier te gebruiken.
In dit geval zijn die stemmen in mijn hoofd zeker ook de stemmen van mijn broers. Zij wijzen me erop dat mijn lange verhalen over ethiek over hun hoofden heengaan, ze zijn mijn masker - zo leg ik het maar uit - waarmee ik voortdurend mijn vrijheid bevestig, vrijheid in de zin van willekeur, niet nadenkend over de consequenties van mijn gedrag. Want dat is natuurlijk de Ivan-kant in de roman, voor alles staat de consequentie: als God niet bestaat, dan... Preciezer gezegd: de demon keert de consequentie tegen zichzelf, hij vertelt ons dat er moorden worden gepleegd in naam van onze vrije, onschuldige gedachten, en dat we deze consequentie onder ogen moeten zien, en ons derhalve moeten openstellen voor een shift, een schijnbaar inconsequente gedragswijziging.
Er is zeker ook een verwisseling van maskers gaande. Als de demon of stem in mijn hoofd mijn gesprekspartner wordt, hoor ik een verdraaide imitatie van mezelf, of van mijn vader, iemand die vooral argumenteert. Dat geeft me het gevoel dat ik verwikkeld ben in een gesprek, een dialoog, waarin de rollen verdeeld zijn. Maar in werkelijkheid projecteer ik mijn eigen stijl op de ander, denkend dat hij erin meegaat. En die zegt ineens: 'Je bent me kwijt, broer', en dan schrik ik. Snelle overnames, iets te snel zeggen dat je dezelfde ervaring hebt, ook zo'n ding van mij.
In een reactie op mijn vorige blog schreef vriend Martien dat we over Dostojevski en de Russen nog beter moeten nadenken: 'Dostojevski was door en door dialogisch, maar niet democratisch.' Zijn dialogiciteit heeft volgens filosoof Bachtin te maken met de aandacht voor overnames en halfstemmen, de glijdende overgangen tussen de ideeën van de personages. Met Martien deel ik mijn liefde voor Bachtin, zijn moeilijke idee van een ethiek naar het voorbeeld van de meerstemmige roman. Niet democratisch, daarmee bedoelt Martien zeker ook dat niet-formele, de identiteiten en rolverdelingen liggen allerminst vast. Misschien zou je ook kunnen denken dat dat niet-formele ook altijd een rol speelt in democratieën, bijvoorbeeld doordat we zaken moeten doen met de ander en onze beloftes half moeten verraden, en doordat we ons een beetje tegen asielzoekers keren om de verloren stemmen weer terug te winnen, om die asielzoekers beter te kunnen helpen. Demonische cirkel.
Sociale media zijn bij uitstek de ruimte waar we zomaar wat kunnen zeggen, waar God niet bestaat, waar vader dood is of doodgewenst wordt. We willen vanuit die onderwereld maar wat graag de volheid van het aardse leven herstellen, met ons verlangen naar geluk, orde, liefde... Zo graag dat we de termen geweten en verantwoordelijkheid steeds weer invoeren. We zeggen de ander niet wat hij behoort te doen, en hopen dat de ander zich dat vanuit zichzelf realiseert. We leveren hem over aan zichzelf, we leveren onszelf uit aan onszelf met onze demonen. En zo gaan we ons thuis voelen in deze wereld, we raken gehecht aan al die stemmen, en het geeft misschien minder dat we niet begrijpen wat ze zeggen, van belang is dat ze klinken. Bachtin: 'Ik hoor stemmen...'
