Wat is een persoon? Mijn vader, dat was een persoon. Hij had persoonlijkheid, in die zin was hij een persoon. Hij had présence, als hij ergens was, dan was hij er ook, merkbaar. In mijn leven is hij waarschijnlijk een factor geweest van mijn neiging tot existentialisme. Dat is een filosofische stroming, maar die hangt zeker wel samen, zoals gememoreerd in eerdere blogs in deze serie, met de invloed van religieuze motieven, die na de Verlichting veelal in de literatuur hun weg vonden, via de genius en via de romantische personages van bijvoorbeeld Dostojevski (zie deze blog).
Ik had als kind al bewondering voor die sterke persoonlijkheden, Beethoven en later Sartre. Die waren in staat om ideeën en stemmingen van hun tijd aan te voelen en weer te geven in werken die indruk maakten. Ze hadden ook hun zwaktes en onvergeeflijkheden, maar die vergaf je hun, omdat het minder om die werken ging maar over henzelf als persoon.
Later, tot ver in mijn volwassenheid, ontstond er zoiets als een Oedipouscomplex. Ik reisde als student van Utrecht naar mijn ouders in Heerlen. Graag wilde ik eens uitgebreid met mijn moeder praten. Maar dan was er altijd mijn vader die mijn aandacht trok, of opeiste, mijn moeder verdween naar de keuken of praatte met mijn vriendin. In de gesprekken met mijn vader hield ik me op de vlakte of ging ik de strijd aan, wat in beide gevallen vervelend voelde. Mijn vader was de wachter voor de wet, mijn moeder was voor mij de wet, door belangstelling te tonen voor mij gaf ze me het idee dat ik ook een persoonlijkheid kon zijn.
Uiteindelijk werd ik zoals eigenlijk de meeste mensen iets ertussenin. Je wil graag een persoon worden, maar het klikt niet altijd tussen jou en de wereld, en je belandt in een ruimte waar je elkaar het licht gunt, leven en laten leven. Er waren momenten dat je graag een stempel had gedrukt op die wereld, of meer weerstand had geboden aan de verleidingen, maar alles bij elkaar genomen ben je blij dat je ergens een plek hebt in die wereld. De ene keer ben je blij dat je het vege lijf hebt gered, de andere keer ben je verwonderd dat jou zoveel gegeven werd, alsof je dat verdiend had. Persoonlijkheid is zodoende getransformeerd tot een soort misverstand, een beeld dat soms opduikt, bijvoorbeeld als leerlingen iets complimenteus over jou en je collega's moeten schrijven omdat hun mentor dat een leuk idee leek.
Dat ik nog steeds gefascineerd ben door de personae, de betekenis van persoonlijkheid, kan ik dus terugvoeren op mijn ouders en een bredere ideeëngeschiedenis. Inmiddels zijn we in die ideeën weer wat verder. Persoonlijkheid, zo herinner ik me, is een thema dat vooral in Oost-Europa en Rusland werd geclaimd om zich af te zetten tegen het 'positivisme', de koude, 'protestantse' wereld waar het mysterie werd uitgebannen. Het is een achterhoedegevecht in mijn ogen, omdat de ideeënstrijd allang niet meer wordt gevoerd over wetenschap versus mysterie, maar over beelden die we koesteren, beelden die in hoog tempo via de media worden rondgeslingerd en waarmee we ons graag omringen.
Mijn fascinatie voor persoonlijkheid beschouw ik dus niet als iets persoonlijks, eerder als een symptoom van onze wereld waarin we ons graag laten betoveren en fascineren voor wat dan ook. In die fascinatie kunnen we verdwijnen, kunnen we ons ontdoen van de vervelende bijeffecten van het persoon zijn. Zoals ik het in de vorige blog van deze serie verwoordde: het is beter om niemand te zijn, dat maakt je minder kwetsbaar in een hardvochtige wereld.
De denkers bij wie ik al vele jaren aansluiting zoek, met name Agamben en Benjamin, hebben het soms over slaap (bijvoorbeeld in deze blog). Slapen is een belangrijk thema dat overal opduikt als je er eenmaal op let. Het lijkt een raar thema in een tijd waarin alles voortdurend vraagt om alertheid, waakzaamheid, aandacht, concentratie, en wat steeds uitloopt op afleiding, verstrooiing, slapeloosheid. Slapen lijkt een daad waarin je het contact met de wereld verbreekt, een voorschot neemt op de dood als absolute rust. Maar in werkelijkheid is slapen het centrum van ons leven, het uitrusten van alle werk en het opladen voor nieuw werk. Zonder slapen geen werk. Slapen staat voor dromen en transformatie.
Pas laat in mijn leven ging ik zien hoe mijn ouders altijd verlangden naar slaap. Mijn moeder leed aan slapeloosheid, en verlangde zo naar slaap dat ze al om acht uur op de bank voor de tv lag te knikkebollen. Mijn vader zei me in de jaren voordat hij dement werd dat hij het in slaap vallen het mooiste moment van de dag vond. Het moet een verlangen zijn geweest dat allang in hem school, dat lag te slapen en langzaam in hem ontwaakte.
Misschien kunnen we anders kijken naar persoonlijkheid vanuit de slaap. Het nadeel van persoonlijkheden is dat ze verklonken zijn met het beeld dat we van hen hebben, wat ze willen uitstralen en wat we graag willen terugzien. In die zin is de persoonlijkheid niet het teken dat je contact zoekt met de wereld, maar dat je je eruit terugtrekt, het is een manier - een paradoxale manier - om naar slaap te verlangen, dus naar rust, transformatie, dromen en wakker worden.