Mijn vader kon dan geen smaak hebben, hij vond wetenschap en kunst wel belangrijk. In een periode van zijn leven was hij bezig zichzelf te vormen, en als kinderen kregen we dat mee. Ik heb dat heel lang naar mijn achterhoofd geschoven. Ik schaamde me lang voor die onverfijnde smaak van hem. Daardoor ontging me dat ook mijn smaak niet erg verfijnd is. Nu kom ik daar langzaam achter. Mijn waardering voor diepzinnige kunst komt vooral voort uit mijn poging mijn best te doen.
Bijvoorbeeld toen ik een tijdje geleden op Netflix op zoek was naar een leuke film, en daar eigenlijk geen zin in had. Toen stuitte ik op een documentaire over Van Gogh. Verschillende Franse autoriteiten, onder andere directeuren van musea, gaven uitleg bij zijn schilderijen in verbinding met zijn leven. Het was een stuk prettiger dan die Jeroen Krabbé, die me veel te theatraal is.
Er komen nu twee motieven uit de vorige blogs van deze serie samen: 1) mijn gebrekkige geheugen. Ik herinner me zo goed als niets van hoe mijn vader keek naar Van Gogh of over hem praatte. Hij had een boek gekocht met platen, waarvan ik er een met viltstiften natekende toen ik acht was. Die tekening heb ik nog steeds. Een jonge man met zwarte hoed en dun snorretje, en een opvallende das met blauw en roze. Ik zie ook nog dat boek voor me, zoals er dertien in een dozijn gaan. De kaft, de blauwe kleur, het doorzichtige plastic dat eruit zag of het er later omheen was geplakt. 2) Die grove smaak van mijn vader dus, die gepaard ging met aandacht. In Parijs bezochten we op mijn zevende het Louvre. Ik zie nog de Mona Lisa met veel Japanners ervoor en de uitleg van mijn vader dat ze geheimzinnig glimlachte. Ik dacht dat hij het over een mechaniek had dat ineens in beweging zou komen en waarop iedereen stond te wachten.
Van Gogh, Mona Lisa, op dat niveau zitten we dus. Vandaag had ik toch ineens tijd en zin om naar Kröller-Müller te gaan, niet per se vanwege Van Gogh, maar vanwege het bos vooral. Ik wist dat er een expositie was over de spiritualiteit van Helene Kröller-Müller, schilderijen en tekeningen uit haar verzameling die met het thema te maken hadden, 'Welkom in een andere wereld'. En daar zag ik ineens een Van Gogh hangen die me trof. Een heel bekend, eigenlijk al té bekend schilderij. Het groen en het blauw. Maar wat had dit nou in godsnaam te maken met die andere wereld? Het was toch echt deze wereld, de dynamiek en waanzin van deze wereld, die je ook kunt zien in de natuur. Zintuiglijk tot en met. Deze wereld.
Opnieuw moet ik mijn best doen om Jeroen Krabbé uit mijn voorhoofd weg te schuiven. Wat kan theater toch opdringerig zijn. Hij ging daar zogenaamd op zoek naar de echte olijfgaard en de plek waar Van Gogh heeft zitten schilderen. Alsjeblieft zeg. Zo ga je alsnog denken dat de boomgaard uit een andere wereld komt en moet worden teruggebracht naar deze, naar het gezichtsveld van Krabbé.
Hopelijk hielp het bijschrift. Ik vreesde even dat er geen bijschrift was. Er is een trend waarin bijschriften uit den boze zijn, het schilderij moet voor zichzelf spreken. Dan heb je bij Van Gogh wel goed pech, want hij was nogal gelovig, zoon van een predikant en zelf een tijdje pastoraal actief, en had in zijn achterhoofd of voorhoofd allerlei bijbelse associaties. Zo ook, volgens het bijschrift, bij dit schilderij van de olijfgaard. We moeten er de Hof van Gethsemane bij denken, waar Jezus zich verlaten voelde door Zijn Vader.
Tegelijk gaat er troost uit van deze olijfgaard, zegt het bijschrift. Olijfbomen kunnen gedijen onder hoge temperaturen, droogte en wind. Ze doorstaan de tegenslagen in het leven. Jezus, en ongetwijfeld Van Gogh zelf, verlaten door hun vader, komen tot acceptatie van het leven en de dood in de olijfgaard.
Hier in de kast staat ook een boek van Van Gogh. Een ander boek, eenzelfde boek. Ik heb er nog nooit in gekeken. Misschien ga ik dat nog eens doen. Het boek van Van Gogh is een olijfboom, het doorstaat tijden van droogte en grove smaak.