In Scheveningen staat een beeld van een vrouw die naar de zee tuurt. Het past wel bij de verhalen van drenkelingen en vermisten die nu steeds in het nieuws zijn. Ik liep er met filosoof Eric die van Scheveningen komt en die in zijn jeugd mannen zag terugkomen, althans hun lichamen. Geen wonder dat er scherp op je werd gelet als je in de zee zwom. Ook als je zo uitstekend kon zwemmen als Eric en zijn vader.
Ik kan me eigenlijk bijna niet herinneren dat ik met mijn vader aan zee was, of het moest die vakantie in België zijn, vlakbij Oostende, waar we met de familie Hazen heengingen. We kwamen er in contact met een oudere man die er met zijn zoon was, vage herinneringen. Volgens mij heette die zoon, of kleinzoon, Peter, en die man Roger Friengs. Hij zat in een rolstoel. Was een beetje onpraktisch als we gingen lopen op het strand, hij zal er zeker niet bij zijn geweest.
Er ontspon zich een meningsverschil tussen ons en Peter. Hij wist zeker dat hij in de verte lichtjes zag, en dat moest dan wel Engeland zijn. Voor mij was er maar een ding echt zeker, en dat was dat hij er zo zeker van was. Hoe meer wij onze groeiende twijfels uitten, hoe zekerder hij werd. Die Roger was dacht ik een schrijver, of filosoof, hij schreef dingen die we hebben gelezen, een boekje dat we meekregen, en weer kwijtraakten. Hij was atheïst en had zo zijn gedachten over alles.
We liepen van onze vakantieflat naar Oostende. Daar kocht ik een kompas. Dat had toen de uitstraling van scouting. Dat deden we toen, we kochten dingen als een mes, of een kompas. In Zwitserland kocht ik een horloge, omdat we nu eenmaal in Zwitserland waren (het horloge kwam overigens van juwelier Simons, gevestigd te Amsterdam). Later kocht ik in Oostenrijk iets van Beethoven, en ontgroeide ik de jongensromantiek van wat we nu trekking zouden noemen. Je kunt het souvernirs noemen, dit soort dingen, maar dat was het niet helemaal. Souvenirs waren tuttige dingetjes uit souvenirwinkels, dit waren dingen met een echte uitstraling.
Het ritme van de zee was voor ons dat van de oppervlakte. Je ging bijvoorbeeld met de trein naar de zee, of je zag in station Heerlen dat die trein doorging tot Zandvoort. Dat was het eindpunt. De zee was het eindpunt. Op een bepaalde manier hadden we dus iets gemeenschappelijk met die turende vrouw, al was het in haar geval iets totaal anders: die zee was het einde van het leven, wat je niet kunt accepteren. Ze blijft maar naar die zee kijken. Wij niet, we keken nauwelijks naar de zee.
Ook gisteren niet, als je over de boulevard loopt kijk je naar het beeld, daarna draai je gauw weg, voor je ijsje of espresso, wij gingen langs de huizen en de school van de kleine Eric. Geluncht hadden we bij de beroemde Simonis, bij de visafslag, die ik me herinner van mijn bezoekje dertig jaar geleden met mijn lerares Russisch Marguerita, die helemaal uit Moskou onze reünie van Nederlandse cursisten in Voorburg kwam bezoeken, waarna we haar meenamen naar de visafslag om haar te leren hoe ze zure haring moest eten.
Omdat deze blogserie aan mijn vader is gewijd, vraag ik me af hoe het mogelijk is dat je ogenschijnlijk zonder de zee kunt leven, althans, naar het mij voorkomt. Nooit heb ik mijn vader over de zee horen praten, de zee was hem vreemd. Voor ons was het alweer anders, de zee hoorde er gewoon bij. Je ging naar Zandvoort of Scheveningen, je wandelde naar de zee, over het strand, ik heb er zelfs in gezwommen, bijzondere ervaring, dat zeker, maar mijn vader nooit. Zwemmen stond ver van hem af, het valt me moeilijk om zijn verhouding tot de zee te overdenken, en daarom stop ik er ook maar mee. In verwondering overigens dat zoiets mogelijk is, en zelfs normaal, denken over de zee als iets terloops.
Een jaar of 10 geleden ben ik met pap een dagje naar Den Haag geweest en hebben we Panorama Mesdag bezocht. Ook een zeezicht, zou je kunnen zeggen, maar dan in kunstvorm. Vooraf aten wij, jawel, een verse haring bij het Binnenhof. Daarvoor had pap geen instructies nodig.
BeantwoordenVerwijderenMaar inderdaad, we zijn opgegroeid met bos en bergen, beetje cultuur ook. En elke vakantie leek er een Belg te verschijnen met wie een soort van vriendschap werd gesloten. Met Frans Dessaert als hoogtepunt.
Voor wie niet weet wie Frans Dessaert was: hij woonde met zijn zus Fanny in Antwerpen, en voerde ons (toen we tien waren) in enorm tempo langs alle bezienswaardigheden. We moeten altijd aan hem denken als we langs de Schelde het beeld van Lange Wapper zien. Frans staat voorgoed stil.
Verwijderen