vrijdag 2 augustus 2024

Catechese met Ulysses

De vakantie nodigt uit tot liggen lezen, maar toch ook tot reizen naar heilige plaatsen, bij voorkeur hoog gelegen. Ik heb samen met zus Mieke gefietst van Munstergeleen naar Valkenburg, en ben alleen verder gegaan, over de heilige heuvels van de Keutenberg, de Camerigerberg en de Vaalserberg. Op de terugweg kwam ik langs tal van heilige plaatsen, zoals het Rodastadion, de straat in Heerlen waar ik opgroeide en de kerk aan de Sittarderweg waar nu appartementen staan. Nog wel is daar het Hofke van Sint Antonius met het kapelletje, waar ik als misdienaar aanwezig was bij zingende pater met vrouwen gedurende de noveen.

Gewone, alledaagse plaatsen veranderen in heilige oorden doordat je er ooit hebt rondgefietst. Als we vroeger een fietstocht maakten stonden we even stil bij de plaatsen waar we de keer daarvoor hadden gerust en een boterham gegeten. Mijn vader was daar meester in. Als we met hem door de heuvels reden wist hij bij elke plaats, straat of huis iets te vertellen wat meestal met zijn leven of familie te maken had.

Je kunt bij deze rituelen denken aan de pelgrimstocht, maar toch zeker ook aan de catechese. Vroeger werd het godsdienstonderwijs gegeven in de vorm van vragen met vaste antwoorden: 'Waartoe zijn wij op aarde?' 'Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor hier en hiernamaals gelukkig te zijn.' Deze vorm vinden we in de catechismus van 1948 en is zelf een plaats uit het leven van mijn vader. In mijn tijd liet de pater in de klas dia's zien van zijn Israëlreis, en tegenwoordig werk ik op school met de vragen en de antwoorden bij klassieke teksten, zoals de Odyssee van Homerus. In catechese zit het woord echo, het is de echo van iets die op je neerkomt (kata).

Er zit iets onvermijdelijks in de catechese van vraag en antwoord. De Bijbel van de modernistische literatuur is Ulysses van James Joyce, die vertelt over een gewone dag uit het leven van advertentieverkoper Leopold Bloom in Dublin. De Odyssee van Homerus staat model. Zo heb ik al verteld over de symbolische zoon van Bloom, Stephen Dedalus, die werkt als leraar (zie hier). Aan het eind neemt Bloom hem mee naar huis, waar zijn vrouw Molly ligt te slapen. In de achtertuin pissen Bloom en zijn jonge gast samen, Bloom maakt een kop cacao voor hem. Het is te ver voor Stephen om naar zijn woning te gaan, maar de uitnodiging om bij Bloom te overnachten slaat hij toch af. Dat zou je kunnen zien als de ontknoping van de roman. Het hoofdstuk waarin het wordt verteld is het favoriete hoofdstuk van Joyce zelf.

Het heeft de vorm van de oude catechismus met 309 vragen en antwoorden. Het komt overeen met de plot, omdat Molly wakker wordt en Bloom uitvraagt over hoe de dag gelopen is. Ik herinner me hier mijn moeder, die ook vragen kon stellen waardoor ik zin had om veel te vertellen. Allerlei personae, want ik moet ook aan mijn zus denken of mijn vrouw, ze vragen vaak dingen over mijn vrienden die ik zelf niet weet, vergeten heb te vragen. Bij personae denk ik zeker ook aan een bepaald fluïdum, verwisseling van personen. Bij Ulysses kun je denken aan de overdracht van de leraarsrol van Stephen naar het hoofd der school in hoofdstuk 2, en uiteindelijk naar Molly in de laatste hoofdstukken.

Het voorlaatste hoofdstuk is dat van de catechismus en wordt in de Joyce-wetenschap aangeduid als Ithaca, het eiland waar Odysseus vandaan kwam en waar hij aan het eind van zijn reis weer thuiskwam, maar niet dan nadat hij er zijn strijd tegen de rivalen moest leveren die naar de hand van zijn vrouw dongen, waarbij hij de hulp nodig had van zijn zoon Telemachos. Misschien verheldert dit ook wel het onpersoonlijke fluïdum bij Joyce. Molly spreekt niet echt, de vragen zijn onpersoonlijk, de antwoorden ook, in een stijl die sterk aanleunt tegen de natuurkunde:

Eenmaal alleen, wat voelde Bloom?

De kilte van de interstellaire ruimte, duizenden graden onder het vriespunt of het absolute nulpunt van Fahrenheit, Celsius of Réaumur: de eerste aankondigingen van het aanstaande ochtendgloren.

Wat ik nu graag in deze blog nog uitvogel is hoe ik mezelf als persona kan neerzetten met de hulp van mijn vader, mijn Odysseus of Bloom. Zie het als een natuurkundige proef, of een modernistisch experiment.

Enerzijds voel ik een sterke trek om net als Stephen de uitnodiging af te slaan, maar natuurlijk pas nadat ik al helemaal was meegegaan naar dat huis. Ik was ooit vertrokken van mijn huis, op mijn achttiende vertrok ik uit Limburg. Als Stephen in Ulysses gevraagd wordt waarom hij uit zijn huis vertrok, zegt hij: 'Om ongelukkig te worden.' Je wil niet blijven vastplakken aan de voorspelbaarheid en het familiegeluk, en het gelukkige leven is toch dat van de familie. Daar moet je mee breken om überhaupt je leven te kunnen leiden, ook als dat leiden lijden is. Nu valt dat bij mij nogal mee, ik ben nu zelf vader van een mooi gezin, heb de rol van mijn vader overgenomen en nu lopen er soms mensen bij mij weg omdat ik te lang van stof ben (maar niet zo lang als Joyce).

Er was tussen mij en mijn vader een soortgelijke taakverdeling als tussen Stephen en Bloom. Mijn vader had mulo gedaan en werkte als administrateur bij de mijn en later nog bij een adviesbureau voor de wederopbouw van het mijngebied. Ik ging na een kort verblijf op het conservatorium de wetenschap in. Het kon mij in de theologie allemaal niet complex en avontuurlijk genoeg, het liefst had ik vragen die nieuwe vragen opriepen, oneindige vragen. Mijn vader bewonderde mijn studie zoals hij ook de wetenschap bewonderde. Maar voor hem was het een wereld van gesloten vragen en antwoorden, en een wereld waarin hij in principe aan het woord was. Je kon er in gesprekken alleen tussenkomen als je een korte vraag of bedenking had.

Zo kregen onze gesprekken geleidelijk de vorm van de oude catechismus. In die vorm is de oudere man erop uit om de wereld zoals hij die kent over te dragen op de nieuwe generatie. Het is ook het model van bijvoorbeeld filosofe Hannah Arendt, die de 'crisis in education' in de jaren vijftig begreep als de teloorgang van die overdracht. Maar de vraag die ik erbij zou willen stellen is of dat model zelf niet van betekenis is veranderd, zelfs als de vorm vaak opmerkelijk gelijk is gebleven. Als er in Ulysses vragen worden gesteld lijken ze vaak betekenisloos: 'wat gebeurde er daarna?' De vorm wordt aangehouden omwille van de stijl, zo lijkt het. De antwoorden zijn daardoor geen antwoorden meer, en het is de vraag of het ooit antwoorden waren, als de vragen eigenlijk geen vragen zijn.

Zo wordt het modernisme vaak begrepen, als aandacht voor de stijl, waarbij de inhoud er niet meer toe doet. Is het werkelijk Molly die wakker is geworden en graag wil weten wat Bloom heeft meegemaakt? Of is het een narratieve machine die maar doorratelt, zichzelf op gang houdt? En als ik deze vragen stel, ben ik dan niet bezig de rol van Stephen te spelen, die de geschiedenis ziet als een nachtmerrie waaruit we nooit ontwaken, kiest voor de armoede en het zwerven?

Personae, personae. In een artikel dat ik vorige week over de schrijver Hermann Broch schreef, kwam ik de opvatting tegen dat je bij Joyce te maken hebt met Objektauslöschung. Er is zeker wel een object, een wereld die ertoe doet. Maar door de manier waarop Joyce erover schrijft verandert dat object. Het object is in beweging, het ontstaat en verandert met de manier van schrijven, met de stijl.

Zo zou ik me kunnen afvragen wat mijn object Limburg was toen ik er maandag rondfietste. Die vraag werd me toevallig enkele dagen eerder gesteld door mijn nicht. Ze schreef me een briefje, met daarin een bladzijde met een puzzeltje waarin je woorden moet invullen uit liedjes van Carboon, een Limburgse muziekgroep. Het past wonderwel bij Joyce. Ik ben niet ingegaan op haar uitnodiging voor bezoek, liever fietste ik door. Limburg is de wereld waarmee ik gebroken heb, van familie en terugkeer. Als we de schrijver Broch volgen, is Limburg er nog steeds, ook voor mij, maar het verandert met mij mee.

Het woord nostalgie past hier in principe prima bij. De woorden nostos (terugkeer) en algos (pijn) komen al voor in de openingsregels van de Odyssee. Je zocht de pijn op en weet dat er altijd een thuis is, met vriendelijke mensen zoals mijn zus en mijn nicht bij wie ik me welkom voel. Het modernisme was in de tijd van Joyce een enscenering van deze nostalgie, de breuk met het verleden in de wetenschap dat je op dat verleden altijd weer terugvalt, gelukkig maar. En toch zoek je ook weer nieuwe woorden om deze ervaring te delen. Misschien is er zelfs in het woord nostalgie nog iets dat je liever anders zegt, waardoor het ook iets anders wordt.

Ik denk aan mijn oude vader toen hij dement was en terugviel op andere talen. Er kwam iets joyceaans in zijn taal. Als je een fotoboek met hem bekeek, zei hij 'Nice!' Het woord paste wonderwel bij veel situaties. Het lijkt een leeg woord omdat je het overal op kunt plakken. Maar het kreeg betekenis doordat het mijn vader was en ik het kon overnemen. Ik zou het denk ik af en toe kunnen gebruiken als een alternatief voor nostalgie. Nice! en dan weer door.

Hofke van Sint Antonius anno 2024