zaterdag 23 oktober 2021

Berusten in onmacht - De personae van Igor Matoraj

Een masker is altijd meer dan een masker. Ook dat is een facet van persona, dat masker betekent. Ik hoef dat toch niet allemaal uit te leggen. Er is al zoveel over geschreven. En los daarvan voelen we aan dat we anders worden als we een masker opzetten. Soms ook meer onszelf. Logisch, ook als dat masker echt anders is. We voelen extra intimiteit met onszelf achter dat masker, en die intimiteit kunnen we ook voelen doordat we ineens iemand anders zijn, wat we eigenlijk altijd al een beetje waren en ook wel aanvoelden.

Is dit een romantische gedachte? Je est un autre, zei Rimbaud. Het ik is zo alomvattend dat we genoeg hebben aan ons ik, ons gevoel, en dan hebben we de hele wereld in onze zak. Romantisch betekent ook dat je de felste tegenstellingen bij elkaar neemt. Oké, je speelt een spelletje, maar je bent tegelijk diepserieus. Je bent een monster, maar juist zo ben je heilig, en beter dan goed.

We zitten ook op de rand van bedrog. We zijn graag echt, authentiek, en daarvoor hebben we de romantiek nodig, want daar leidt alles in de wereld ons terug naar dat ik. Maar als dat ik een ander is, dan zijn we dus misschien niet bij dat ik, maar bij een ander. We hebben onszelf bedrogen, en tegelijk ook de hele wereld. Het masker was de diepste uitdrukking van onszelf, maar juist omdat we de hele wereld wilden bedriegen.

Hoe kunnen we hier nog uit komen? De filosofie helpt ons niet verder. Ik lees Wittgenstein, en die zegt dat de filosofie problemen creëert, en dan viert de taal feest. ('Die Sprache feiert' kun je ook opvatten als op vakantie gaan, vrij nemen. Hoe dan ook doet de filosofie alsof de taal meewerkt, maar gaat zo in zichzelf op dat ze niet doorheeft dat de taal even weg is.) Je wil geen helderheid zolang dat feest of die vakantie gaande is. Laat je masker gerust op. Maar dan komt de dag erna, je kijkt terug, en vraagt je af hoe je toch weer helderheid hebt kunnen krijgen. Dan ben je toch haast ongemerkt weer aan het nadenken.

Met hulp, je weet nu dat je hulp nodig hebt. Je kunt praten met de ander, of met jezelf, wetende dat je zelf al die ander bent. De wereld verandert in een gesprek. Wat wil die ander zeggen? En om met Wittgenstein te spreken: in welk spel bevinden we ons nu? Het is nu iets anders dan romantiek. Je bent je bewust van het bedrog en de misverstanden, en hebt daar even geen zin meer in.

In dat gesprek neem je de tijd om eens rustig te kijken, naar dat masker, die persona. Je kijkt niet alleen, je luistert ook, en liefst wil je ook nog ruiken. Je bent kortom op zoek naar een ervaring die je meer helderheid geeft.

Helderheid is het handelsmerk van de klassieken. Niet helemaal terecht, want Horatius was er trots op dat hij met zijn gedichten een monument van brons had neergezet. Ondoordringbaar dus. Maar toch. Hij had zo lang nagedacht over de plaatsing van zijn woorden dat je wist: dit is echte poëzie, hier word je niet bedrogen. Geen goedkope shit. Intussen zijn zowat alle bronzen beelden vergaan, omgesmolten tot wapentuig meestal, en hebben we alleen nog het marmer. Met als gevolg dat Horatius nog meer gelijk kreeg dan hij toen al zei. Zijn gedichten zijn nog onvergankelijker dan de bronzen monumenten. Voortaan hebben we altijd iets om op terug te vallen. Met de woorden van filosoof Agamben: gedichten zeggen de waarheid, zelfs of misschien wel juist omdat ze die waarheid niet in rationele termen kunnen uitdrukken. Filosofie daarentegen heeft de waarheid, maar kan die niet zeggen.

Voor bronzen beelden lijkt er weinig anders op te zitten dan vrede sluiten met de vergankelijkheid. Kijk naar de beelden van Igor Matoraj, die Inez en ik gisteren van dichtbij bekeken in museum Beelden aan zee. De beelden verwijzen stuk voor stuk naar de oudheid, naar de mythes en personen. Soms zijn de beelden craquelés, ze zijn hoe dan ook gefragmenteerd, torso. Matoraj is in 2014 overleden, en de expositie in Scheveningen voegt van alles toe. De beelden spreken niet meer voor zichzelf, maar er klinkt Glassachtige pianomuziek omheen, er zijn geuren aan toegevoegd. Er moeten nummertjes en titels bij. De beelden stralen in deze setting behalve melancholie ook een bijna ontroerende onmacht uit.

De doorgewinterde Romebezoeker zal misschien even denken aan de monumentale, opgeblazen stijl van de vierde eeuw, die we kennen van de basiliek van Constantijn en Maxentius op het Forum Romanum. Maar vooral denkt zhij aan de restanten van het beeld van Constantijn, dat rare grote hoofd en die hand met wijsvinger bij de ingang van het museum op het Campidoglio.

De truc van het Christendom is dat ze de gebroken beelden associëren met de afgoden, zoals op het freso De triomf van de christelijke religie door Laureti in de hal van Constantijn in het Vaticaan. God zelf is buiten bereik van de vergankelijkheid. Maar datzelfde Christendom verwoordde met de term persona de noodzaak dat zelfs God een gezicht moest hebben, een masker. En als Jezus dan die persoon was, nou, dan waren God en de Geest dat ook. 

Hoe gaan we om met de onmacht? Dat is een blijvende kwestie. De onmacht van de mens oog in oog met het bedrog is in feite even onvermijdelijk als onacceptabel. Zelfs filosoof Agamben heeft het liever over een macht die speelt met de onmacht, die hij liever à la Paulus ziet als zwakte waarin juist de kracht ligt. Maar dus juist geen onmacht.

Misschien daarom dat Matoraj sommige beelden heeft gewikkeld in doeken. Liggende grote hoofden, maar wel gewikkeld in (marmeren en bronzen) doeken. De gezichten worden daarmee tot niets meer dan aanleiding voor het aloude klassieke plooienspel. Je zou kunnen associëren met de geblinddoekte Vrouwe Justitia. En daarop voortbordurend met de onmacht van het recht in deze wereld.

Het bronzen gezicht of masker wordt bronzen doek. Het lichaam gaat bijna naadloos over in kleding, waardoor het lichaam zelf lijkt te veranderen in textiel. Een andere verwijzing: de hoekige uitsneden die Matoraj heeft aangebracht bij een aantal beelden, waarmee hij zegt te verwijzen naar de films van Fellini, met wie hij bevriend was. De beelden worden geen film, maar verwijzen naar het filmdoek. Waren ze film, dan had Matoraj misschien even bekend kunnen worden als Fellini. Nu, als bronzen verwijzing naar het doek, doek dat niet eens doek is, berusten ze in de onmacht, die misschien wel kenmerkend is voor het recht en de waarheid.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten