donderdag 30 juli 2015

Signatura en persoon

Laat ik mijn intuïties zo rechtstreeks mogelijk noteren. Check en uitleg kunnen altijd nog later.

Bij Agamben las ik over 'signatura' vanuit Foucault en Paracelsus. Het is een begrip, of liever gezegd iets dat zich beter dan een begrip rekenschap kan geven van de verhouding tussen semiotiek en hermeneutiek, tussen de leer van de tekens en de leer van de interpretatie. Vanuit de semiotiek zul je altijd blijven zitten met het probleem hoe de onderlinge verhouding der tekens kan leiden tot deze bijzondere betekenis.

Je kunt uiteraard als kunstenaar je handtekening zetten rechts onder aan het schilderij. Maar ben je toevallig niet zo beroemd, dan is het maar al te aantrekkelijk om die handtekening te vervalsen. Daarom is het structureel mogelijk, zoals Derrida laat zien, dat je de handtekening losmaakt van het kunstwerk of de tekst, zonder dat die tekst zijn betekenis verliest.

Het lijkt dus een onzinnige onderneming van Agamben, om de signatura structureel immanent aan de tekst of het kunstwerk te verklaren. De signatura neemt aan de ene kant een structurele positie in, die noodzakelijk is tussen de betekenisstructuur en de betekenis. Aan de andere kant is er deze of gene instantie, ik wil niet zeggen een subject of persoon, die de structuur omzet in werkelijke betekenis.

Toch hebben we vaak genoeg meegemaakt dat de betekenisstructuur lang niet altijd wordt omgezet in eenzelfde betekenis, en dat aan de andere kant de betekenis lang niet altijd samenvalt met alle mogelijkheden en ambivalenties die formeel gesproken in de semiotische structuur besloten liggen.

Er moet dus zoiets als een equivalent van de persoonlijke stijl in het werk besloten liggen, die ervoor zorgt dat het werk nog betekenis heeft lang nadat die persoon zijn stempel op het werk heeft gezet, zonder dat die persoonlijke stempel door willekeurig wie op het werk is gezet. Ik denk bijvoorbeeld aan de 'image of the author' van Booth, maar dan zonder dat het beeld verwijst naar een auteur. Het beeld van een masker zonder werkelijk gezicht dringt zich op. Een masker dat zo werkelijk is dat we het werkelijke gezicht of de werkelijke persoon begrijpen naar het model van dat masker.

We weten dat we hier in zoiets als een vervolgverhaal terecht zijn gekomen. De volgende stap moet zijn om te bezien of de signatura iets te maken heeft met Phersu, de Etrurische held uit de onderwereld die bij lijkenspelen komt meespelen. Bij Derrida is dat geen probleem. De signature ontstaat uit de zorg van de schrijver voor zijn leven na de dood. Hij ondertekent zijn testament, de handtekening legt a priori de verbinding tussen de levende en gestorven persoon.

Bij Agamben zou je Phersu kunnen duiden als een signatura die vals speel speelt. Er is in elke tekst en elk ding een signatura immanent. Die brengt de betekenis teweeg door de tekens en de interpretatie te koppelen. Hij is de levenbrenger bij uitstek. Maar tussen de levenbrengers door speelt ineens Phersu mee. We dachten de handtekening al te hebben ontcijferd. Maar ze blijken te zijn geschaduwd en gespiegeld door Phersu. Er ontstaat een fluïde onzekerheidsmarge die de betekenis zelf instabiel maakt.

Zoiets, voorlopig. We komen erop terug.

vrijdag 3 juli 2015

Verdraaid man!

Een machine die echt alles wat je zegt verdraaid teruggeeft, die lijkt sinds kort te bestaan. Mijn dochter heeft zichzelf graag zo in het jaarboek gezet met een foto die hopelijk flink gefotoshopt is, want anders moet ik mijn zelfbeeld als genenleverancier gaan bijstellen. En daarvoor is het te warm en te vrijdagavond.

Maar we kunnen ook verder terug in de tijd, naar de telefoon, volgens Derrida toch al een spookachtig medium. Wanneer je op die manier in contact met de dood bent, hoe kan dan die stem zo'n machine zijn, de machine die al je uitspraken onthoudt en met omgedraaide voortekens terugkaatst? Dat kan alleen wanneer die stem heel veel liefde uitstraalt, heel erg veel liefde die niets anders wil dan je eraan herinneren dat het persoonlijke altijd via de machine, het monsterlijke en het ongekende zelf verloopt.

Het wordt erg lastig om nog die ander en mezelf te onderscheiden. We spelen rollen in een film, acteurs die verwijzen naar personen die weer verwijzen naar andere personen, optreden in het belang van andere personen en met tekst geschreven door andere personen.

Kortom, ik denk aan mijn Phersu, mijn goede Phersu, de verklede held uit de onderwereld die soms weer komt meespelen. In of na de film bleef ik als dood achter, even later opgeraapt door lieve mensen. Ja dank u, het gaat weer, dank u! wilde ik nog zeggen. Hierbij alsnog.